- 2Znaczenie: beëindigenafbouwen afbreken afkappen afronden afsluiten afzoenen besluiten bijleggenopheffen ophouden stopzetten uitmaken volbrengen voltooien afzien van
- 3Znaczenie: afleidenbesluiten deduceren opmaken concluderen
- 4Znaczenie: behelzeninhouden omvatten besluiten
- 5Znaczenie: bepalenbeschikken beslissen decideren besluiten
- 6Znaczenie: afmakenafsluiten beëindigen voltooien besluiten
- 7Znaczenie: bedisselenbeklinken bepalen besluiten vaststellen beslissen
- 8Znaczenie: afsprekenbeslissen besluiten overeenkomen regelen beklinken
- 9Znaczenie: afsluitenbeëindigen besluiten sluiten
- 10Znaczenie: besluitenbesluiten eindigen